Artikel Snijder&CO in Pallet (mei 2020)

door Bart Assies

Jaap Snijder en zijn partner Marcelo Gimenes noemen zich behangkunstenaars. Sinds 2010 ontwerpen en schilderen zij samen behang. Zij begonnen met geschilderde motieven die ze op de computer ontwikkelden tot repeterende behangdessins, maar tegenwoordig schilderen zij hun kamerbrede ontwerpen zelf en komt er geen computer meer aan te pas. Van digitaal naar analoog, zo gezegd. Jaap Snijder vertelt over zijn passie voor het oude ambacht van behangschilderen.

 

Jaap Snijder en Marcelo Gimenes waren al zo’n twaalf jaar bij elkaar toen zij besloten samen iets te ondernemen: een ‘creatief merk’ stond hen voor ogen. Snijder had zijn sporen verdient als graficus en kunstschilder, Gimenes was werkzaam als interieurdesigner en kunstenaar. Het resulteerde in 2010 tot een eigen behanglijn. “Een mooie manier om technieken bij elkaar te brengen”, vindt Snijder. “We schilderden motieven en met de computer destilleerden we daar een repeterend patroon uit.” Maar Snijder en Gimenes vonden al gauw dat ze te veel achter de computer zaten. En waarom zou je eigenlijk niet een ontwerp maken voor de hele wand? Een bezoek aan Oud-Amelisweerd in 2014 was een eye-opener. In dit uit 1770 daterende landhuis bevindt zich een unieke collectie historisch behang. “Vooral de ‘Hollandse kamer’ sprak tot onze verbeelding. Een hele kamer met een prachtig panorama!” Snijder en Gimenes verdiepten zich in de geschiedenis van het behangschilderkunst, een – zo bleek al snel – bij uitstek Nederlands fenomeen.

 

De Lairesse

Aan het eind van de zeventiende eeuw kwam vanuit Frankrijk het idee overwaaien dat hetinterieur één artistiek geheel zou moeten zijn: het Versailles van Lodewijk XIV, en later de Parijse hôtels van de aristocratie ten tijde van Lodewijk XV en -XVI dienden als voorbeeld voor de interieurs van de Nederlandse elite. De Fransman Daniël Marot (1663-1752), in 1685 naar Nederland gekomen, ontwierp in opdracht van koning-stadhouder Willem III het interieur van Paleis het Loo. Naast stoelen, tafels, kasten en pronkbedden ontwierp hij schouwen, lambriseringen en plafonds. Bij laatst genoemde elementen werkte hij nauw samen met de uit Luik afkomstige schilder en theoreticus Gerard de Lairesse (1640-1711). Op groot formaat geschilderde landschappen, geïntegreerd in een lambrisering, deden hun intrede. “In 1707 publiceerde De Lairesse zijn Groot Schilderboek, waarin hij een theoretische basis voor dit soort landschapschilderkunst postuleert”, aldus Snijder. “Volgens hem moesten de schilderingen in een kamer zich, vanuit het midden van die kamer, als één geheel presenteren. Daarbij moest rekening gehouden worden met het licht dat door de ramen naar binnen kwam. De lambrisering zou ongeveer 70 centimeter hoog moeten zijn, en de horizon zou op circa 1.50 meter hoogte moeten liggen.”

 

Behangselfabrieken

De aanbevelingen van De Lairesse vonden veel navolging. Aan de Amsterdamse grachten, maar ook elders in het land werden kamers ingericht met lambriseringen, gecombineerd met behangschilderijen. “Het was een mode die in de derde kwart van de 18 de eeuw zijn hoogtepunt bereikte. In Amsterdam alleen waren er rond 1760 ruim 300 man werkzaam in de verschillende ‘behangselfabrieken’, zoals de ateliers genoemd werden. Buitenlanders die Nederland bezochten, waren onder de indruk van de kwaliteit én de kwantiteit van de behangschilderijen in particuliere huizen, die vaak het Hollandse landschap als onderwerp hadden. Maar na circa 1790 kwam de klad in deze industrie, en in 1816 waren er in Amsterdam nog slechts elf behangschilders actief.” De neergang wordt toegeschreven aan veranderde modes en het opkomende nationalisme, dat de ezelstukken van landschapschilders uit de Gouden Eeuw, zoals Hobbema, Cuyp en Van Ruysdael, hoger aansloeg. Ook het feit dat behangschilderijen vast deel uitmaken van een interieurs die niet voor iedereen toegankelijk zijn, maakte dat ze langzaamaan in de vergetelheid raakten. In de loop der jaren werden veel van deze ‘kamers in het rond’ ontmanteld.


De twee laatste decennia neemt de belangstelling voor deze kunstvorm echter weer toe. Rond de eeuwwisseling vonden er een paar belangrijke inventarisaties door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed plaats van de weinig overgebleven interieurs met behangschilderijen en kreeg het onderwerp speciale belangstelling in verschillende tentoonstellingen over landschapschilderkunst. Ook internationaal staat panoramabehang sinds circa 2000 weer in de belangstelling. Grote firma’s als het Franse Zuber en het in Londen gevestigde De Gournay kregen recentelijk opdrachten van beroemdheden als Prins Charles, Serena Williams, Vladimir Poetin en George W. Bush.

 

In Nederland timmeren Jaap Snijder en Marcelo Gimenes met hun tweemansbedrijf Snijder&Co aan de weg. Hun doorbraak kwam in 2017 toen ze gevraagd werden om ter gelegenheid van een tentoonstelling over de 18de-eeuwse behangschilder Aert Schouman in het Dordrechts Museum, een moderne interpretatie van het behangschilderij te maken. “Het gaf ons een reden om ons verder te verdiepen in de theorieën van De Lairesse”, vertelt Snijder enthousiast. “Waren zijn theorieën nog steeds relevant? Het is fascinerend om te ontdekken hoe men destijds met de juiste effecten lege muren wist te transformeren tot illusionistische landschappen. Hoe zou het uitpakken als we die theorieën in een modern interieur zouden toepassen?

 

Onze behangschilderijen zijn een

contemporaine versie van de historische voorgangers.

Ambacht

Het ambacht van het behangschilderen leek definitief geschiedenis toen de laatste behangselfabriek in 1826 zijn deuren sloot. Snijder en Gimenes blazen het nu nieuw leven in. “Door veel literatuur over dit onderwerp te lezen en door musea en particuliere huizen te bezoeken, krijgen wij een beter beeld van de toenmalige praktijk. Veel vragen zullen echter onbeantwoord blijven. Daarom hebben wij ons verder verdiept in de technieken en het maakproces en kijken we naar aanverwante schilderkunst, zoals het panorama, dat in de 19 de eeuw opkwam, en (toneel-)decorstukken. Het helpt ons een beter inzicht te krijgen in effecten als lichtval, diepte, perspectief en kleurgebruik.” Snijder wil de kennis die hij in de afgelopen jaren vergaard heeft graag overdragen. “Ik wil een jong publiek enthousiast maken voor dit ambacht. Niet alleen het verleden is belangrijk, maar ook de toekomst.” En Snijder vertelt over nieuwe technieken en materialen die Gimenes en hij gebruiken, over de manier waarop zij samenwerken (de één is linkshandig, de ander rechts, zodat ze elkaar niet snel in de weg zitten als ze tegelijk aan een doek bezig zijn). Over hoe heerlijk het is om ‘gewoon met een ambacht’ bezig te zijn, en waar behangschilderkunst in de toekomst een toepassing zou kunnen krijgen… “Er valt nog zoveel te ontdekken, er is zoveel mogelijk”, besluit hij.